Janny Nelissen (gefingeerde naam) kwam een jaar of zeven geleden bij mij vanwege depressieve klachten, angsten, paniekaanvallen en slapeloosheid. Ze was toen 50, secretaresse en getrouwd met Peter met wie ze drie kinderen heeft.
In die tijd gebeurde er veel naars in haar leven. Janny’s moeder overleed na een lang en slopend ziekbed. Drie maanden later stierf haar vader aan een longontsteking. Vader zei telkens: “ik ga naar ons mam toe”. Hij had er geen zin meer in. De huisarts en de longarts waren ten einde raad. Volgens hen zou vader absoluut niet zo ziek hoeven te zijn, als hij maar beter wilde worden. Maar vader vond dat hij niet meer nodig was en dat zijn taak erop zat. Zes weken na de eerste verkoudheidsverschijnselen overleed vader.
Alsof dit nog niet genoeg was, kwam een half jaar later Peter’s moeder te overlijden. Heel onverwacht stierf zij aan een hartstilstand. Janny had het nooit zo goed met haar eigen moeder kunnen vinden. Ze had in Peter’s moeder de warmte gevonden die ze bij haar eigen moeder altijd gemist had. Janny begon zich in die periode steeds akeliger te voelen. Ze kreeg last van slapeloosheid. Ze kon zich steeds slechter op haar werk concentreren.
Als klap op de vuurpijl gingen de kinderen vervolgens één voor één het huis uit omdat ze gingen studeren. Janny voelde zich steeds waardelozer en overbodig. Ze begon zich terug te trekken. Ze ging niet meer naar feestjes en verjaardagen. Haar vriendinnen zagen haar niet meer.
Ook meldde ze zich uiteindelijk ziek. Janny kreeg het werk wat ze altijd met veel plezier gedaan had, niet meer voor elkaar. Ze had ook nergens meer zin in en beleefde nergens meer plezier aan. Steeds vaker had ze last van angst- of paniekaanvallen, vooral ’s nachts. Ook kon ze de slaap vaak niet vatten. Of ze werd midden in de nacht wakker en kon dan niet meer in slaap vallen.
Eén van Janny’s vroegere collega’s was ook eens een periode depressief geweest. Peter zocht contact met haar om eens te vragen hoe zij uit de depressie was geraakt. De collega gebruikte ook anti-depressiva en was ook in gesprekstherapie gegaan: het bekende en beproefde pillen en praten dus. De ex-collega had echter ook acupunctuur geprobeerd. Zij had de indruk dat haar genezingsproces sterk versneld was door de acupunctuurbehandelingen.
Doordat acupunctuur een vroegere collega goed had geholpen bij soortgelijke klachten, wendde Janny zich tot mij. Ze dacht: “baat het niet, het schaadt ook niet”. Ze was alleen wat huiverig voor de naaldjes. Die vielen haar in ieder geval erg mee, want ze waren zo klein dat Janny ze niet of nauwelijks voelde. Bovendien vond ze de behandelingen op zich al erg rustgevend. Ze doezelde vaak lekker weg en soms viel ze op het verwarmde, zachte behandelbed in slaap. Na haar eerste behandeling zei ze dat ze in tijden niet meer zo lekker had geslapen.
Tot haar verrassing liep het zo als haar oud-collega haar had geschetst. Al na enkele behandelingen sliep ze beter in en door. De interesse in haar omgeving en de mensen om haar heen, was na acht tot tien behandelingen praktisch weer normaal. Ook kon ze zich weer veel beter concentreren en bleven de angstaanvallen weg. Een half jaar was Janny praktisch weer de oude, ook omdat ze door de acupunctuur de anti-depressiva had kunnen afbouwen. Ze komt af en toe terug voor wat zij: “een onderhoudsbehandeling” noemt. Het blijft al jaren heel goed gaan met Janny, haar gezin en haar werk.